Het enige doel van samenwerken in de plusgroep zou moeten zijn: het leren samenwerken. Het is een absoluut doel. Daarom zijn er samenwerkingsregels (en verborgen doelen) en wordt er erg gelet op de rolverdeling bij het samenwerken. Beoordelingen zijn altijd per individu: wie heeft wat gedaan en met welk resultaat bij de samenwerking. Meer- en hoogbegaafde kinderen hebben vaak moeite met samenwerken. En dat snap ik wel. Je werkt, als je goed bent, altijd deels voor een ander. Alleen werken gaat vaak het sneller en beter.
Op de middelbare scholen wordt veel samen gewerkt. Mijn mening is dat het niet altijd op de goede manier gebeurt. Leerlingen doen dan wat onderzoek, werken dat uit en presenteren het uiteindelijke resultaat. Het eindresultaat levert voor iedere deelnemer dezelfde beoordeling op. Bij iedere samenwerkingsopdracht krijgen de leerlingen iedere keer weer dezelfde taak. De taak waar ze het beste in zijn. Er zijn altijd serieuzere leerlingen die zich meer inzetten dan de minder serieuze leerlingen en die voor beter resultaat gaan. In die setting leren de kinderen niet beter samenwerken en trainen ze ook niet de verschillende facetten van het samenwerken. Wellicht gebeurt het om organisatorische redenen. Maar voor cognitieve talenten is het niet fijn.
Onder- en overschatting
We kijken allemaal op een bepaalde manier naar onszelf. En onbewust helpen en belasten we onze ontwikkeling met allerlei zaken die we onszelf opleggen. En die zaken worden gevoed door gedachten die ontstaan uit allerlei onbewuste processen. Eerder heb ik het gehad over de zintuiglijke waarneming. Onze zintuigen geven ons informatie die completer en waarheidsgetrouwer lijkt dan die in feite is. Waarnemingen die via verschillende wegen in de hersenen worden beïnvloed naar wat we verwachten en naar wat ons soms goed uitkomt, of wat we liever waarnemen. Dit is een super interessant onderdeel omdat die gedachten ons gedrag, dus ook ons onbewuste gedrag, beïnvloeden. Die gedachten bepalen onze mindset. En die mindset bepaalt mede hoe we over onszelf denken. Één van de zes grote uitdagingen bij het werken met cognitief talent hier zit, naar mijn mening, in het ontwikkelen van de goede overtuiging bij leerlingen. Een bepaalde overtuiging zit vaak diep en heeft zich in de loop van vele jaren ontwikkeld. De leefomgeving van het kind bepaalt voor een aanzienlijk deel die ontwikkeling. Dus het veranderen c.q. verbeteren van die overtuiging wanneer dat nodig is vergt veel inspanning, inzicht en een onverbiddelijk voorbeeld.
We komen bij cognitief talent vaak een vorm van denken tegen vanuit de statische intelligentie. Je kan dingen, sommige dingen heel goed, en je kan dingen niet. De dingen die je goed kan moet je vooral doen en goed verder ontwikkelen en van de dingen die je niet kan moet je ver af blijven. Niet kunnen betekent falen. Deze visie geeft weinig ontwikkelmogelijkheid en past dan ook goed in een ‘fixed mindset’. Denken vanuit de plastische intelligentie betekent ook dat je dingen kan en niet kan. Maar het grote verschil is dat je vanuit deze visie de dingen die je niet kan wel kan leren. Vanuit deze visie geloven we in de neurale flexibiliteit. Deze visie past goed in de het onderwijs voor cognitief talent, omdat het de mogelijkheid geeft om te werken aan je uitdaging en daar ook je ontwikkelpotentieel in te zien. Deze visie past goed in de ‘growth mindset’. Eerder schreef ik al dat als je kinderen een bepaalde overtuiging wil aanleren, je daar zelf het onverbiddelijke voorbeeld in moet zijn. Het klinkt streng maar onverbiddelijk betekent dan ook echt in alle facetten. Dus ook in je onbewuste gedrag. Dit is overigens niet het eerste waar je aan werkt. Er gaat nog een hoop aan vooraf. Mijn lijfspreuk is: ‘Inzicht is de weg naar verandering.’ Dus we beginnen met het inzicht. En als we geloven in de neurale flexibiliteit en we denken vanuit de ‘growth mindset’, hopelijk heel overtuigd, komen we uiteindelijk bij het doorgronden van ons onbewuste gedrag uit. Fixed en growth mindset komen in een latere blog nog uitgebreid aan de orde.